#544

Catharinahoeve Dick van Schaik

Ik ben geboren op de Ridder van Catsweg nummer 206, recht tegenover een groot wit huis: de Catharinahoeve. Mijn vader werkte bij Gouda Apollo, de Kaarsenfabriek. In zijn vrije tijd was hij, zoals veel Gouwenaars, in zijn moestuin waar hij groente kweekte voor eigen gebruik.

In 1936 werd in de Catharinahoeve het opleidingsinstituut voor Joodse jongelui gesticht. De meisjes en jongens kwamen uit het hele land en uit Duitsland waar hun ouders moesten vluchten. Voor die tijd werd door de joodse Nederlanders vaak in de handel of in de diamantindustrie gewerkt. (Als ze moesten vluchten kon je dan je eigendommen meenemen, als boer kon je géén land meenemen.) De bedoeling was dat ze na de opleiding in Gouda verhuisden naar Palestina. Ze woonden daar in een kibboets, een soort communes, en werkten aan de opbouw van hun nieuwe land.

Pakjes naar Amsterdam

Achter het huis lag de grote tuinderij van de Catharinahoeve, daar waar nu het Groene Hart ziekenhuis staat. Om te helpen bij de opleiding, vroeg de directeur mijn vader of hij wilde helpen en dat deed hij graag. Inmiddels was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken. In het begin werd de Catharinahoeve met rust gelaten, omdat ze een rol speelde bij de voedselvoorziening. Later werd dat alsmaar lastiger. Op een dag vroeg de directeur aan mijn vader een pakje naar Amsterdam te brengen. Er volgden nog een paar reizen met pakjes en daarna werden het kinderen die ergens moesten worden afgeleverd. Dit was voor mijn tijd, want ik ben in juni 1945 geboren. Later hoorde ik dat mijn vader in die oorlogsjaren ook valse persoonsbewijzen en onderduikadressen regelde. Voor zijn werk heeft hij later de Yad Vashem onderscheiding in Israël gekregen.

Stolpersteine

Het liep met de bewoners van de Catharinahoeve niet allemaal goed af, hoewel er relatief véél de oorlog hebben overleefd. De enige herinnering aan hen die zijn vermoord, zijn de Stolpersteine op de Ridder van Catsweg. De rest van de oorlog stond de villa voornamelijk leeg, alhoewel de beruchte misdadiger Balvert ( de schrik van Gouda ) er nog enige tijd verbleef.

Verhuisd naar de overkant

In 1946 ging de jeugdfarm opnieuw van start. Mijn vader werd bedrijfsleider en verhuisde met zijn gezin naar de overkant van de weg naar de Catharinahoeve. De oversteek ging over twee sloten en wij verhuisden per platte schuit. Voor ons was het huis een en al luxe: we kregen een badkamer, centrale verwarming en een grote tuin. We hadden leuke contacten met de studenten. Op vrijdagavond waren er ook voor ons heerlijke matzes en mochten we mee dansen in een kring.


Een vorstelijke vergoeding

De jeugdfarm werd in 1953 opgeheven bij gebrek aan aanmeldingen van studenten. Huis en land werden verkocht. De Joodse stichting bedong bij de verkoop dat mijn ouders tot hun dood, in een deel van het huis mocht blijven wonen. De nieuwe eigenaar werd dokter Belgraver, een KNO arts die aan huis een privépraktijk wilde beginnen. Hij zag mijn ouders liever vertrekken. Dat deden ze alsnog tegen de toen vorstelijke vergoeding van zeshonderd gulden. We verhuisden terug naar de overkant en woonden op Ridder van Catsweg nummer 120 totdat die huizen in de jaren zeventig van de vorige eeuw werden afgebroken.