#716

Taart in oorlogstijd Frans Wempe

Producing Your Sugar the Growing and Processing of Sugar Beet Britain 1942 D10885
Foto: Richard Stone, Public domain, via Wikimedia Commons.

Dit verhaal is geplaatst in de categorie historie & archeologie.

Alle categorieën

In de Hongerwinter had mijn familie het zwaar. Mijn broer was graatmager en mijn vader had zelfs hongeroedeem. Ondanks het nijpende gebrek aan eten was het mijn moeder gelukt om een suikerbietentaart te maken, speciaal voor mijn vaders verjaardag.

Die taart stond nog af te koelen op het aanrecht toen mijn moeder nog even weg moest. Ik speelde buiten in mijn katoenen trainingspakje, zoals je die toen had. Ik herinner me dat ik het behoorlijk koud had.

Maar een klein stukje ...

Op een gegeven moment klopte mijn vader op het raam en vroeg: “Zeg Fransje, zullen wij alvast een stukje van die taart proeven?” Ik keek hem bedenkelijk aan. “Ik denk niet dat mama dat goed vindt …” “Welnee,” stelde mijn vader me gerust. “Ik ben toch jarig? En bovendien proeven we maar een klein stukje.” Tja, ik had natuurlijk ook wel trek. In die tijd was er niets lekkerder dan een suikerbietentaart. Dus we namen een stukje en smulden ervan. Toen het – veel te snel! – op was, zei mijn vader: “We mogen vast nog wel een stukje pakken, denk je ook niet?”

Niet boos, wel verdrietig

Nou, drie kwartier later hadden we die hele taart opgegeten en keken we schuldbewust naar het lege bord. Wat zou moeder wel niet zeggen als ze thuiskwam? Afijn, mijn vader had ons altijd geleerd om meteen maar eerlijk te vertellen wat voor een kattenkwaad we deze keer uitgehaald hadden. Dan had je het ergste maar gehad. Dus toen mijn moeder thuiskwam biechtte hij het meteen maar op: “Sorry moeder, we hebben de hele taart opgegeten.” Mijn moeder keek verbaasd, maar mijn vader ging verder: “We wilden alleen een stukje proeven, en toen nog een, en toen hebben we de hele taart opgemaakt. Het spijt me.” We hadden verwacht dat ze pisnijdig zou zijn, maar in plaats van boos te worden barstte mijn moeder in tranen uit. Ze vond het zó erg dat we zoveel honger hadden dat we zelfs niet van die taart af konden blijven. We hebben er samen een potje om zitten janken, dat kan ik je wel vertellen.

Smerig zoet

Maar het verhaal gaat verder: een paar jaar na de oorlog vond ik op de Voorwillens een suikerbiet. “Kijk Joost,” zei ik tegen mijn vriendje, “Dat is nou een suikerbiet.” Ik wist dat Joost het in de oorlog beter had gehad, zijn ouders hadden genoeg geld.
“Suikerbiet?” Joost keek bedenkelijk. “Dat is toch veevoer?” “Jawel,” moest ik toegeven, “maar die zijn lekker zoet joh!” Ik had mijn zakmes bij me, dus ik waste de biet in de sloot – die waren toen wat helderder dan nu – en schrapte hem wat schoon. Ik gaf een schijf van die biet aan Joost. “Hier, jij mag het eerste stukje.” Joost stopte dat stuk in zijn mond en spuugde het vrijwel meteen weer uit: “Gatverdamme, wat is dat smerig zoet!”