#397

Straatmuzikant op hoog niveau Boudewijn Zwart, stadsbeiaardier

‘Waardeer het om onbekend te zijn’, die prachtige spreuk begroet me elke keer als ik hierboven in de klokkentoren aankom: Ama nesceri. Het zou de lijfspreuk moeten zijn van elke beiaardier: we spelen voor de hele stad, maar zijn relatief onbekend. Voor ons geen dranghekken of joelende menigten. Op deze plek, hoog boven de stad, probeer ik juist via de muziek contact te maken met de mensen beneden. Zoals talloze beiaardiers voor mij dat deden, en velen na mij dat zullen doen.

Dat ik niet de eerste beiaardier op deze toren ben, daar ben ik me heel goed van bewust. Naast mijn speelbank zijn de namen genoteerd van al mijn voorgangers sinds het carillon hier in 1590 werd opgehangen. Zij kijken als het ware over mijn schouder mee. Ik vind het een heel mooi idee dat de muziek hier, op deze plek, altijd is doorgegaan, zelfs in oorlogstijd. Voor een deel was dat ook noodzaak, want een carillon dat niet bespeeld wordt, roest vroeg of laat hopeloos vast.

Muziek van vroeger en nu

Ik ben de beiaardier van Gouda, en voel me verbonden met alle bewoners. Mijn repertoire is net zo breed als mijn muziek: ik speel alles, van Bach tot Frans Bauer. Ook dat is in al die eeuwen niet veranderd, beiaardiers speelden altijd al populaire liedjes. Nu spelen we muziek van onze tijd én die van vroeger. Heel bijzonder is dat de klank van de 17e-eeuwse klokken al die tijd hetzelfde is gebleven: een stuk van Sweelinck klinkt nu precies zoals het in zijn eigen tijd geklonken moet hebben.

Singing in the rain

Het leukste is wel dat ik de muziek kan gebruiken om contact te maken met de mensen beneden. Als het regent speel ik wel eens ‘Singing in the rain’. Als er beneden dan maar één iemand even opkijkt en denkt: ‘Hé, dát is grappig’, dan heb ik mijn doel bereikt. Zulke reacties krijg ik natuurlijk pas achteraf, zoals een briefje op mijn autootje, of een reactie op social media. Boven in mijn toren ben ik dan misschien onzichtbaar, maar op de grond zijn er heus mensen die me kennen. Ik vind het dan ook leuk om over mijn vak te vertellen; het ís tenslotte ook bijzonder.

Marktdagen

Grappig genoeg denken veel mensen dat het carillon automatisch speelt. Dat is deels waar: vier keer per uur speelt de automaat, een soort grote muziekdoos, een kort melodietje. De zorg voor die automaat is ook onderdeel van mijn werk. Maar twee keer per week, op de marktdagen, speel ik zelf. En nee, dat riedeltje dat elk kwartier uit het Stadhuis komt, is niet van mijn hand. Je wilt niet weten hoeveel mensen me al hebben gevraagd of ik niet eens wat ánders kan spelen!

Van Lady Gaga tot Bach

Ik speel ook veel verzoeknummers en daar is tijdens de lockdowns veel gebruik van gemaakt. De stadsbeiaardiers waren toen zo’n beetje de enige muzikanten die nog mochten spelen. We zitten tenslotte op veilige afstand van ons publiek. De mensen die noodgedwongen thuis werkten, realiseerden zich opeens dat er ‘echte’ muziek werd gespeeld. Dát was dus te merken aan het aantal verzoeknummers: soms wel meer dan honderd in de week! Het was bijna alsof ik echt optrad: mensen kwamen speciaal naar de Markt om naar me te luisteren. Dan zaten ze met een op koffie to-go samen in de zon, terwijl ik Lady Gaga afwisselde met Bach. Prachtig toch? Dat ik mensen via de muziek met elkaar kan verbinden, vind ik misschien wel het allermooiste van mijn vak. Dat hoop ik nog lang te mogen doen.