#362

Stolpersteine voor het gezin De Leeuwe Soesja Citroen

Foto Raam 101 De Leeuwe verkleind
De Stolpersteine worden gelegd door Gunter Demnig

Dit verhaal is geplaatst in de categorie historie & archeologie.

Alle categorieën


In december 1940 kwam het gezin De Leeuwe vanuit Rotterdam op de Raam 101 wonen. Het gezin bestond uit vader Nathan (44), moeder Josephine (42) en dochters Mietje (16), Fietje (11) en Beppie (6). Bijna twee jaar was hier hun thuis. Vader Nathan was voddenboer. Boven woonden ze, beneden was de opslagplaats.

Mevrouw Tonnie van der Draaij zocht als kind vaak haar buurmeisje Fietje op, die aan de overkant van de gracht woonde. Het was heerlijk spelen bij haar beneden in het pakhuis, de vlooien deerden hen niet.

Ik moet nog zo vaak aan Fietje denken

Als rijzige dame van in de tachtig, kwam mevrouw van der Draaij wel eens langs in de Speelwinkel aan de Raam. Dan was ze weer even terug in haar oude buurtje. Vaak sprak ze met Sarie Donk over haar jeugdvriendin. Dan verzuchtte ze: ‘Ach, ik moet nog zo vaak aan Fietje denken.”

Vriendelijke, nette mensen

Tonnie woonde schuin tegenover het gezin de Leeuwe op nummer 264. Haar vader was bakker. “Mevrouw en meneer De Leeuwe waren vriendelijke, nette mensen. Mevrouw was klein, meneer droeg altijd een zwart pak en een zwarte hoed. Fietje was lief en verlegen. Kleine Beppie een mooi spichtig meisje. Zielig, toen zij ook een ster moest dragen.”

Fietje op Tonnie’s rug in het park

Vanaf september 1941 mocht Fietje niet meer naar de openbare lagere school, omdat ze Joods was. Ook op openbare plekken mocht ze niet meer komen. Toch gingen de speelmaatjes naar het Houtmansplantsoen, het ‘park’. Bij de ingang stond wel een bord ‘Voor Joden verboden’, maar Tonnie had daar wat op gevonden.

“Ik nam Fietje op mijn rug langs het bord het park in, zo liep Fietje er zelf niet. Na tien meter zette ik haar weer neer en dan gingen we lekker spelen. Terug naar huis droeg ik Fietje ook weer voorbij het bord. Ik zal negen jaar zijn geweest. Nee, mijn ouders vertelde ik dit niet, ik wist wel dat het niet mocht.”

Vriendinnetje Tiny

Mevrouw Tiny Huurman-van der Kist was bevriend met kleine Beppie. Haar vader had een slagerij op nummer 254. Toen Joden de winkel niet meer in mochten, liet haar vader Beppie’s moeder toch binnen wat bestellen. Een NSB-slager verraadde hem en zijn slagerij moest dicht.

Dag allemaal, we komen terug

Op een zonnige middag kwam een vrachtwagen de Raam op, het was 13 oktober 1942. Vader Nathan, moeder Josephine, Fietje en Beppie moesten mee, Mietje was niet thuis. Mensen gingen haar zoeken om haar te waarschuwen, maar daar kwam ze de Raam al oplopen. Ook zij moest mee. Vader Nathan zwaaide nog met zijn hoed ten afscheid. “Dag allemaal, we komen terug”, zei hij. De mensen stonden toe te kijken in de deuropening, doodstil. Tiny was indertijd pas vierenhalf, maar ze weet nog dat ze daar stond met haar moeder, terwijl aan de overkant van het water het gezinnetje werd weggehaald.

Verdreven en vermoord

Samen met andere opgepakte Joodse stadgenoten moest het gezin naar Amsterdam, in de trein onder politiebegeleiding. Op 22 oktober werden ze vastgezet in Westerbork. De volgende dag moesten ze door naar Auschwitz. Daar werden Mietje, Fietje, Beppie en moeder Josephine direct na aankomst vermoord. Eind maart 1944 stierf vader Nathan in Midden-Europa.

Vijf Stolpersteine

Sarie Donk zette in gang dat er in de stoep voor Raam 101 vijf Stolpersteine kwamen ter herinnering aan Nathan, Josephine en hun dochters Mietje, Fietje en Beppie. Vriendinnetje Tonnie was bij de plaatsing.

Dit is een ingekort verhaal uit het boek ‘Hier woonden - Stolpersteine Gouda' geschreven door Soesja Citroen