#400

Stolpersteine voor gezin Van Collem Soesja Citroen

Gezin van Collem

Dit verhaal is geplaatst in de categorie personen & verenigingen, historie & archeologie.

Alle categorieën

Ruim twintig jaar woonden Levij van Collem (62) en Rachel (59) van Collem-Jessurun Cardozo met hun zoon Hans (geboren 1920) en dochter Zita (25) in de Lange Groenendaal 38.
De laatste twee jaar woonde het vluchtelingengezin Schenkolewski met de kinderen Mirjam en Moses bij hen op de eerste verdieping. Over dit gezin meer in een apart verhaal.

Levij was slager en maakte als poorsjer het vlees koosjer. In 1916 trouwde hij in Zaandam met Rachel. Zij werkte als japonnaaister. Na hun trouwen had het echtpaar eerst een slagerij in Capelle aan den IJssel. In maart 1920 nam Levij een slagerij op de Groenendaal over. Hier woonden ze in de tuinkamer achter de kleine winkel en sliepen op de eerste verdieping van het grote vervallen huis. Veel klandizie voor Levij’s vlees was er niet.

Leven volgens Joodse traditie

Het echtpaar leefde volgens de Joodse traditie en had veel gemeenschapszin. Rachel leidde de lijkwassingen bij de vrouwen en Levij bij de mannen. Ook regelde hij de begrafenissen en was hij vicevoorzitter van de Joodse gemeente. Zoon Hans tekende vanaf 1938 de grafstenen en vond in de muziek zijn bestemming. Zita was secretaresse. In mei 1941 trouwde ze en verhuisde met haar man Frits Duijts naar Amsterdam.
Half februari 1941 kwamen de Schenkolewski’s bij hen wonen.

Verhaal Hans

Hans sprak in een interview uit 1995 met warmte over zijn ouders, maar scherper over de Joodse gemeenschap. Hij vertelde hoe zijn ouders trouw naar de sjoel gingen, terwijl nogal wat gemeenteleden alleen op hoogtijdagen kwamen. Ook stipte hij het standsverschil aan. Dat hij als slagerszoon naar het conservatorium ging, werd hem flink nagedragen.

Sperre voor Levij en Rachel

Met de bezetting kwamen de anti-Joodse maatregelen van het bezettingsbestuur. Eerst was buitensluiten van de Joden het doel, daarna genocide. In de nazomer van 1942 begon de politie Joodse stadgenoten te arresteren voor deportatie. Doordat Levij vertegenwoordiger van de Joodse Raad was, hadden hij en Rachel een Sperre, voorlopig uitstel van deportatie. Daarvoor moest hij wel ‘hulp aan vertrekkenden' verlenen, dus hulp aan de gedeporteerden.
Begin 1943 kreeg zoon Hans een persoonsbewijs zonder J. Hij had met een mogelijk vervalst afstammingsonderzoek ‘aangetoond’, dat zijn moeder eigenlijk half-Joods was.

Vluchten geen optie

Op 9 april 1943 werden bijna alle overgebleven Goudse Joden gearresteerd in een grote razzia op het Centraal Tehuis. Op 22 april moesten Levij en Rachel zich met nog wat resterende Joodse stadgenoten – onder wie het inwonende gezin Schenkolewski – in kamp Vught melden. Vluchten was geen optie voor hen.
Vroeger buurmeisje, mevrouw van Willigen-Boot, vertelde: “Na de oproep hebben mevrouw en meneer Van Collem nog samen met Hans een nacht in een schuurtje achter in onze tuin doorgebracht. Het was er zo koud en mevrouw Van Collem was zo angstig. Toen zijn ze zich gaan melden.”

Behulpzaam tot het laatst

Een bekende vertelde Hans: “Ik heb je vader gezien op het station in Utrecht. Je vader liep te rennen en met koffers te sjouwen.” Rachel verstelde in Vught nog wat kleren voor een jeugdvriendin. Op 9 mei 1943 werd het echtpaar in Westerbork vastgezet, twee dagen later volgde hun deportatie naar Sobibor. Daar werden ze direct vermoord.

Zoon Hans overleefde

Hans vertrok al snel naar Rotterdam, hij werd er alsnog opgepakt. Eind mei 1944 kwam hij in een strafbarak in Westerbork terecht en richtte er een mannenkoor op. Mijn Haagse grootvader Hartog zal hun zang nog gehoord hebben vlak voor zijn deportatie met de laatste trein naar Auschwitz. Hans bleef achter en keerde in april 1945 terug naar Gouda. Mijn grootvader keerde uiteindelijk ook terug.

Muziek als troost

De ontvangst van Hans bij terugkomst in Gouda was pijnlijk koel. Naast zijn ouders waren ook zijn zus Zita en haar man Frits vermoord. Langzaam bouwde hij zijn leven weer op. Hij trouwde en werkte in Schoonhoven als muziekdocent en koordirigent met de muziek als troost voor hemzelf en anderen.

Twee Stolpersteine in de stoep voor de Lange Groenendaal 38 herinneren nu aan Levij en Rachel van Collem.
Vier Stolpersteine herinneren aan de bij hen wonende Isaak en Klara Schenkolewski en hun kinderen Mirjam en Moses.

Dit is een ingekort verhaal uit het boek ‘Hier woonden - Stolpersteine Gouda' geschreven door Soesja Citroen