#287

Stolpersteine voor gezin Schenkolewski Soesja Citroen

Mirjam en Mozes

Dit verhaal is geplaatst in de categorie personen & verenigingen, historie & archeologie.

Alle categorieën

Op de ruime bovenverdieping van de Lange Groenendaal 38 kwamen half februari 1941 Isaak (38) en Klara (36) Schenkolewski-Marx en hun jonge kinderen Mirjam (9) en Moses (8) wonen. Twee jaar woonden ze hier in bij het slagersgezin Van Collem.

In Hamburg was Isaak bedrijfsleider bij zijn vaders wolbedrijf geweest en Klara kleuteronderwijzeres. Na de Duitse Novemberpogroms in 1938 week het gezin uit naar Den Haag. Met ingang van september 1940 moesten ze daar weer weg als buitenlandse vluchtelingen. Zo kwamen ze half februari 1941 bij het gezin Van Collem terecht, traditioneel religieuze mensen, net als zij.

Joodse stadgenoten geïsoleerd

Toen de Schenkolewski’s in Gouda kwamen wonen, waren al een flink aantal maatregelen uitgevaardigd door het bezettingsbestuur om de Joodse bevolking buiten te sluiten. Het ging van kwaad tot erger. In september 1941 mochten Mirjam en Moses niet meer naar de openbare school. Gelukkig kwam er daarna een Joods schooltje achter de synagoge op de Turfmarkt. Het Duitse naziregime maakte de Schenkolewski’s een paar maanden later stateloos als in het buitenland wonende Duitse Joden. Vanaf mei 1942 moesten Isaak, Klara en de kinderen een Jodenster dragen. Twee maanden later begonnen de gedwongen Jodentransporten vanaf Westerbork.

Mirjam en Moses

Mevrouw Van Willigen-Boot woonde als meisje naast het gezin. Ze herinnerde zich de twee jonge kinderen nog goed, zoals ze keurig gekleed naar de synagoge gingen. “Mijn vader en moeder hadden een winkel in huishoudelijke artikelen en speelgoed. De Schenkolewski’s hielden zich op de achtergrond, de kinderen waren verlegen. Het was net een plaatje als je ze weg zag gaan, allebei in het donkerblauw met een wit kraagje. Mirjam met haar lange donkere vlechten en Moses met zijn brilletje. Meestal speelden de kinderen binnen in de achtertuin. Opeens waren ze weg, ach had ik maar meer gevraagd.”

Deportatie gezin

In de nazomer van 1942 begon de politie Joodse stadgenoten te arresteren. Doordat Isaak in Gouda vertegenwoordiger van de HAV was, een afdeling van de Joodse Raad die mensen bij deportatie uit Gouda moest bijstaan, werden hij en zijn gezin nog lang vrijgesteld van deportatie. Op 22 april 1943 moesten ze zich echter melden in SS-kamp Vught, net als het echtpaar Levij en Rachel van Collem bij wie ze inwoonden.

Kindertransport naar Westerbork

In Vught zaten Mirjam en Moses gescheiden van hun ouders in aparte barakken. Ze zullen hun ouders niet of nauwelijks hebben gezien. Het kindergedeelte was overvol en er waren veel kinderen ziek. Dus wilden de nazi’s van hen af in twee gruwelijke massadeportaties begin juni naar Westerbork.

In haar aangrijpende oorlogsdagboek ‘Alles ging aan flarden’ schreef de 32-jarige Klaartje de Zwarte-Walvisch over de transporten. ‘… Alle kinderen jonger dan zestien jaar moeten het kamp verlaten. Dit is op zichzelf nog niet het allerergste, maar wel dat de gezinnen uit elkaar gerukt worden. Zou er dan nooit een einde aan onze ellende komen? We waren radeloos van verdriet.’

De dood tegemoet

Moeder Klara ging op 7de juni alleen met Mirjam en Moses naar Westerbork. De maand daarop moest het drietal met het allerlaatste transport van Westerbork naar kamp Sobibor. Hier werden ze direct vermoord. Vader Isaak moest half september naar Westerbork en twee maanden later naar Auschwitz. Ergens in Midden-Europa werd hij vermoord op 31 maart 1944. Hij zal nog als dwangarbeider gewerkt hebben.

Twee Stolpersteine in de stoep voor de Lange Groenendaal 38 herinneren aan Levij en Rachel van Collem. Vier Stolpersteine herinneren aan de bij hen inwonende Isaak en Klara Schenkolewski en hun jonge kinderen Mirjam en Moses.

Dit is een ingekort verhaal uit het boek ‘Hier woonden - Stolpersteine Gouda’ geschreven door Soesja Citroen

Dit is een ingekort verhaal uit het boek ‘Hier woonden - Stolpersteine Gouda’ geschreven door Soesja Citroen