#443

Scenes op de Markt Carmen Sweerts

VVV Stadhuis avond 1

Dit verhaal is geplaatst in de categorie gebouwen & bezienswaardigheden.

Alle categorieën

Zomaar wat observaties op de Markt

Op de Markt is er altijd wat te zien. Zoals een groep kinderen op weg naar de buitenschoolse opvang, een ongeduldige stamgast of een vriendelijke caissière. Carmen tekende enkele van haar observaties op.

Ruben en de kleine mol

De school was uit en een groep kleuters stond met vijf leidsters van Bibelebonz te wachten om over te steken. De grote mensen die zij ooit zouden zijn, schemerden al door hun gedrag heen. Een vierjarige directeur in de dop commandeerde de jongen naast hem om stil te staan, een schoonheidskoningin in wording kwebbelde over haar mooie vlecht. Toen de groep eindelijk over kon steken, was het alsof een mammoettanker op gang kwam. Er holde iemand terug om een vergeten rugzak te pakken, een meisje bleef stilstaan om dromerig naar de lucht te staren.

Een roodharig jongetje liet zich dramatisch op de grond vallen, midden op de weg. “NEE! NEE!”, schreeuwde hij. Hij kwijlde van woede. Een leidster nam zijn betraande gezicht in haar handen en vroeg: “Ben je zo moe, Ruben?” Tegen zoveel vriendelijkheid was hij niet opgewassen en hij snikte: “Jahaa”. “Dan draag ik jou het laatste stuk en straks ga ik je voorlezen”, zei ze zacht. Zijn gezicht klaarde op, hij stond op en stak zijn armen naar haar uit. Ze drukte een kus op zijn Pokémon-muts en tilde hem met een grote zwaai op haar schouders. “Dan lees je voor van de kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft, hè?”, eiste Ruben stralend. “Natuurlijk!”, lachte de leidster en daar ging ze, met haar lieve last.

Een lastige stamgast

Op het drukke terras van De Zalm renden de obers en serveersters af en aan met volle dienbladen. Aan de hoge tafel op de veranda zat een man. Rond de zeventig, deftig met zijn gele broek, geruite overhemd en hoornen bril. Er stond een kop muntthee voor hem, waar hij geen slok van nam. Maar het biertje dat achter de menukaart verstopt stond, daar kon hij niet van af blijven. Eén slok, en zijn glas was half leeg. Hup, nog een slok en zijn glas was leeg. Dwingend wenkte hij een serveerster. Een jong, knap meisje, dat zichtbaar moeite moest doen hem beleefd te woord te staan. “Ik breng ‘m zo snel mogelijk, Jaap”, zei ze, “maar je ziet het wel hè, het is hartstikke druk.” Hij mopperde, maar de serveerster beende al weg.

Bozig staarde hij naar zijn lege glas. “Kap met bellen, jij!”, schreeuwde hij ineens tegen een jonge vrouw. Ze keek hem vernietigend aan, draaide zich om en vervolgde haar gesprek. De man klom moeizaam van zijn kruk en liep haar kant op. Maar voor hij er was, greep een gespierde ober zijn arm. “Naar huis, zo praat je niet tegen onze gasten”, gromde hij. De man slikte zijn verlies en verliet met gebogen hoofd het terras. Iedereen had het relletje gevolgd en er werd druk gesmiespeld. “Heeft hij nou wel betaald?”, vroeg ik de knappe serveerster. “Nee”, lachte ze, “maar vanavond komt hij terug, om zijn excuus te maken, te betalen en nog een biertje te drinken. En morgen is hij er weer. En overmorgen ook.”

De caissière

De caissière bij Albert Heijn maakt echt iets van haar baan. Haar “Goedemorgen” klinkt welgemeend, ze vraagt wat ik ga eten. Haar armbanden rinkelen gezellig, ze is niet terughoudend geweest met de poederkwast, haar blond geverfde haren liggen strak in het gelid. Mensen die de plastic zakjes voor groente en fruit als boodschappentasje gebruiken, berispt ze vriendelijk en ze blijft glimlachen, ook als er horken staan te bellen als ze aan de beurt zijn of haar “Fijne dag verder” onbeantwoord laten. Ze staat hoog in de pikorde van de medewerkers, deelt achteloos orders uit aan haar veelal jongere collega’s en is totaal niet onder de indruk als de filiaalmanager drukdoend achter haar staat.

Ik dacht dat ze tegen iedereen aardig was, maar laatst flitsten haar ogen terwijl ze mompelde: “Oh, heb je hem weer”. Nieuwsgierig bleef ik ronddrentelen tot een mottige man een blikje bier op haar kassa smeet. “Effe rustig”, snauwde ze, waarop de kerel gromde: “Schiet nou maar op, mens.” De caissière reageerde onverstoorbaar: “65 cent”. De man telde het bedrag uit en graaide het biertje van de kassa. “Uw bonnetje, menéér?” Hij nam niet de moeite om te antwoorden en wankelde richting de uitgang, terwijl hij het blikje al opentrok. “Tot over een kwartier”, riep ze hem na.