#313

Struinen door de stad in de jaren 50 (deel 1) Jaap Swager

SAMH 0440 12544 Verschillende opnamen van de Veerstal 1950

Dit verhaal is geplaatst in de categorie bedrijvigheid, landschap & natuur.

Alle categorieën

Dit is deel 1 van een drieluik waarin Jaap Swager (1944) de herinneringen aan zijn jeugd in de Goudse binnenstad optekent. In dit deel vertelt Jaap onder andere over zijn avonturen in de omgeving van de IJssel, een bijna watersnoodramp, KoudAsfalt en de destijds penetrante geuren in de binnenstad.

Mijn ouderlijk huis was het tolhuis aan de Bodegraafsestraatweg. De tol was in 1948 opgeheven, maar toen in 1950 ook het tolhuis moest verdwijnen, verhuisden we naar het sluiswachtershuisje aan de Veerstal (het rode huisje naast het Grafelijke Tolhuis). Mijn vader was daar ‘gaarder van haven- en liggelden’. Dat had wel elementen van zijn oude beroep als tolgaarder, maar voor iedereen was hij de ‘havenmeester’.

Koffie in het roefje

Voor de deur was er volop bedrijvigheid, want de woning lag direkt aan de rivier waar schepen van allerhande soort en maat langs voeren of aanmeerden, en waar zand en grind werden overgeslagen op de loskade. Regelmatig legden schepen speciaal aan om het Goudse drinkwater in te nemen dat zoveel smaakvoller was dan het chloorhoudend water uit Rotterdam. Soms mocht ik een kijkje nemen aan boord van een schip. Een blik werpen in het grote ruim, koffiedrinken in het gezellige roefje van een sleepboot, of de machines bewonderen van de radarboot, die er enige tijd lag als huisvesting voor studenten van de Driestar.

Watersnood 1953

Bij hoogwater kwam de kade onder water te staan en werden vloedplanken ingebracht. Aan de kant van de Veerstal gebeurde dat bij de doorgang in de dijkmuur direct naast het Tolhuis; aan de kant van de Oosthaven werd de doorgaande weg afgesloten. Het huis was dan alleen per roeiboot of via de sluisdeuren van de Haven te bereiken. Met de watersnoodramp in 1953 ging het bijna mis met de verdediging tegen het water. De muur van ons huis werd ingedrukt door het water, en de sluisdeuren en de rest van de waterkering dreigden te bezwijken. Door een aantal maatregelen en met veel geluk werd Gouda, en daarmee het achterland, gered van een verwoestende overstroming. Maatregelen zoals een nieuwe los-wal met een betonnen waterkeringsmuur maakten later de situatie veiliger, maar ook minder rustiek. Ons huis werd afgesneden van het water en kwam nogal verloren aan de doorgaande weg te liggen.

KoudAsfalt en Kaarsenfabriek

De omgeving van het Tolhuis was vol levendigheid. Het wegverkeer was nog bescheiden van omvang, maar aan de overkant van de IJssel manifesteerde KoudAsfalt zich nadrukkelijk door de geur en stofwolken die over kwamen drijven. Dat de dampen ongezond waren, kreeg toen nog weinig aandacht.

Aan de westkant van het centrum was de Kaarsenfabriek uitgegroeid tot een chemisch bedrijf van aanzienlijke omvang, dat zich kenmerkte door een altijd aanwezige weeïge geur in de wijde omgeving. Zoals Delft stonk naar de gistfabriek, zo stonk Gouda naar de Kaarsenfabriek.

Bovenin de molen

Op de plek van het vroegere kasteel aan de oostkant van de havenmond, torende de molen boven de stad uit. Er werd graan gemalen, helaas niet met windkracht, en een keer mocht ik naar boven in de molen. Over de met meel bestoven smalle trappen kwam ik bovenin, waar ik beloond werd met een grandioos uitzicht over stad en land.

Penetrante geur

Geuren waren toen nog heel gewoon in de stad. Er was een Hinderwet, maar die werd zelden toegepast, ook doordat de Raad van State de uitvoering saboteerde. In de zomer waren vooral de grachtjes een bron van stank. Ze werden zo goed mogelijk schoongespoeld met water van de IJssel (tot ongenoegen van het waterschap Rijnland dat het vuile water kreeg toebedeeld), maar in de jaren vijftig werd ook de IJssel steeds viezer. Bij drukkend weer kwamen vissen massaal adem-happend boven water, om na een paar uur weer onder te duiken. Maar dat was een voorbijgaand verschijnsel, want door de vervuiling kwamen er steeds minder vissen in de rivier. Maar ook de talrijke bedrijfjes lieten zich gelden wat betreft stankoverlast. Zo stond er midden in de stad, in de buurt van de Groeneweg, een azijnfabriek met een niet te missen penetrante geur.

Dit is deel 1 van het drieluik: ‘Struinen door de stad in de jaren 50’.

Dit is deel 1 van het drieluik waarin Jaap Swager vertelt over zijn Goudse jeugd in de jaren 50. In deel 2 en deel 3 struint Jaap verder door de stad.