#198

Het belang van de drie L'en Dymphna Bazen

Mijn vader nam mij, een meisje van acht jaar, pakweg 60 jaar geleden mee naar de “Rooie rokkenbuurt” en “De Glazen Kast”, delen van de tegenwoordige Kadebuurt.

Daar zag ik de armoede, de onderkant van de maatschappij. Maar er was verbondenheid. Bijvoorbeeld in Jongensstad: een buurthuis in de Kadebuurt waar jongeren uit heel Gouda terecht konden. Eén keer in het jaar ging de hele (katholieke) gemeenschap voor een week vakantie naar de Drunense heide. Eén grote tent was voor de vrouwen, één voor de mannen en één voor de kinderen. Zo’n gezin aan de onderkant werd dan een soort opgevoed door de anderen. Ik zag er kinderen die nooit geleerd hadden te eten met mes en vork.

Moeder zei daarover: ‘Daar mogen we ze bij helpen.’ Hulp ging met respect, zonder neerbuigendheid. Thuis aan de Dunantsingel hadden we het ook niet breed, we waren met elf kinderen. Vader was gewoon vrachtwagenchauffeur, maar de burgemeester en de wethouders kwamen bij ons op de koffie. Hij was heel actief met het helpen van mensen. Hij bezorgde bijvoorbeeld maaltijden in een knalgeel autootje en werd daarom Arie Kanarie genoemd.

Lezen, leren, lullen

Mensen helpen zit ook in mij. Ik ben adviseur van Zorgpunt Gouda en heb ook veel gedaan via mijn stichting en vrijwilligersorganisatie De Kring. Je ziet de intens negatieve kanten van het leven: mensen in een psychose, vaders aan de alcohol, kinderen die niet te eten krijgen, vrouwen met grote schulden. Hulp valt tegenwoordig onder professionele organisaties. De sociaal zwakkeren durven niks meer te zeggen tegen die organisaties, krijgen hulp daar soms niet voor elkaar. De menselijke maat zie ik verdwijnen en de betrokkenheid van mensen onderling ook.

Mijn vader zei altijd: ‘Je houdt je aan de drie L'en.' Lezen, leren en dan pas lullen. Hij bedoelde: je moet weten waar je over praat. Zoek informatie, leer de mensen om wie het gaat kennen. En dan pas mag je erover meepraten. Ik zeg dat vaak tegen zorgverleners in professionele hulporganisaties.

Geef de hulp door

Hoe erg de situatie ook is, voor alles is een oplossing. Ik zet mijn eigen ervaringen, mijn netwerk en mijn kennis daarbij in. Ik spreek de ambtelijke taal, maar kan ook heel bot uit de hoek komen. Dat is de taal van een groot deel van mijn cliënten. Zo raar dat je in dezelfde stad woont, dezelfde taal spreekt maar elkaar niet verstaat. Ik leef in die twee werelden en wil daartussen de verbinding leggen.

Ik kan zo trots zijn op de mensen die ik help. Als ze, soms na jaren vechten, uit de problemen komen. Ik vraag iedereen die om hulp komt twee dingen. “Vertel me eerlijk wat er aan de hand is” en “Als ik klaar ben met jou helpen, wil ik dat je alles wat jij hebt geleerd weer doorgeeft aan andere mensen.” Dat is waarom ik zo houd van Gouda. In Gouda moeten en kunnen we zorgen voor elkaar.