#164

Een pijp tabak verlet niet Dick van Maanen

Dickvan Maanen 5 mtime20190710155736focalnone

Dit verhaal is geplaatst in de categorie bedrijvigheid, kunst, cultuur & onderwijs.

Alle categorieën

De geschiedenis van het pijpenmaken voert terug tot de 17e eeuw. Op het hoogtepunt waren er 374 pijpenmakerijen in Gouda. Zijn ze er nog, de pijpenmakers in Gouda?

In de 17e en 18e eeuw namen de pijpenmakerijen in Gouda in aantal toe en werd het vervaardigen van kleipijpen het hoofdbestaan van de inwoners. Gouda voorzag heel Nederland van zijn uitmuntende pijpen én er gingen grote aantallen naar het buitenland.

In 1686 waren er in Gouda 230 pijpenmakerijen, in 1751 maar liefst 374. Daarna kwijnde deze tak van nijverheid weg door concurrentie in Nederland en importheffingen in Engeland, Frankrijk, Pruisen en Brabant ter bescherming van eigen fabrieken. In 1858 was het aantal pijpenmakerijen in Gouda teruggelopen naar 54.

Hedendaagse pijpenmakers

Heden ten dage kent Gouda nog een viertal hobbypijpenmakers.
Patrick Vermeulen van de Stichting De Goudse Pijp zorgde ervoor dat het Goudse pijpenmaken werd bijgeschreven in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland.
Kees Moerings van pijpenmakerij Witte Kees maakte bijzondere pijpen bij de troonswisseling in 2013.
Eric Boot van Ambachtelijk Gouda zorgde voor een herdenkingspijp bij 400 jaar Goudse kleipijpenproductie in 2017.
Dick van Maanen van pijpenmakerij Carpe Lunam demonstreerde 12,5 jaar het ambacht in het Kaas- en Ambachtenmuseum in de Goudse Waag en is nu nog actief bij Ambachtelijk Gouda.

Het pijpmakerslied

De Goudse predikant Jan Bessan (overleden in 1803) schreef een loflied op het Goudse Ambacht, waarin alle handelingen van de pijpenmaker staan. De melodie is onbekend.

Pijpmakerslied

Ik maak een pijp, uit brooze klei en aarde,
En leer hoe broos het leven is,
Daar het aan mij nog zoete blijdschap baarde,
Voegt aan mij ook de erkentenis,
Omdat ‘k nog vrolijk werken mag,
En ’t brood verdien op iederen dag, bis

Zijn wij dan ’t saam ter winkel neer gezeeten,
Het zij bij dag, of bij de lamp,
Laat ons in ’t werk dan nimmermeer vergeeten,
Dat ons leeven is als een damp;
De pijp, die dus onze aandacht wekt,
Is ’t die aan ons tot leering strekt, bis

Niets zal ons dan in naarstigheid verhind’ren,
Men zie gestadig werkend toe,
Zorg dus, vol vlijt, voor onze vrouw en kindren
Dat elke hen voor ’t gebrek behoe;
En kasten wij, zij tremmen mee,
Zij passen op de scheur en de glee, bis

Laat ons te saam bij ’t vormen, of bij ’t rollen,
Bij ’t weijeren, oplettend zijn;
Zoo blijft ons werk bij ’t glaazen en bij ’t snollen,
Geroemd aan ’t IJ, en Maas en Rijn;
Zo is ’t dat de pijpenmaakerij,
Aan ons tot nut en voordeel zijn, bis