#699

De Goudse binnenstad vanuit mijn kinderogen Monique Frionnet-Ket

Monique Frionnet-Ket

Dit verhaal is geplaatst in de categorie personen & verenigingen.

Alle categorieën

Van geboorte ben ik geen Gouwenaar, maar ik voel me een Goudse. Met mijn oudere broer en mijn ouders kwam ik, anderhalf jaar oud, in de Willem Barentszlaan te wonen. Het was rond 1975 toen ik meer en meer gingen beseffen wat Gouda voor mij als kind betekende.

De binnenstad begon in mijn beleving bij ‘De Tunnel’. Achterop de fiets van mijn moeder, mocht ik dan onder de tunnel even gillen. Op de kop van de Kleiweg stond een bronzen standbeeld van twee stoeiende beertjes. Er was ook een fonteintje dat water sproeide, wanneer je op het knopje drukte. Rechts was de bioscoop: Thalia, waar ik later een paar keer ben geweest, toen ik wat ouder was.

Zoethout voor 10 cent

Een van mijn favoriete winkels was de V&D. Gingen we vanaf de Kleiweg naar binnen, dan was daar links de drogisterij afdeling; daar kochten we vaak zoethout voor 10 cent. Ik vond het heerlijk om dit helemaal uit te kauwen. Bij de ‘uitgang ’van de V&D aan de zijde van het Veemarkt terrein stond een Bimbobox met aapjes. Als ik geluk had, mocht daar een kwartje in en bewogen de poppen. Vooral het aapje met de bekkens fascineerde me.

De Veemarkt op vrijdagochtend

Kwamen we met de auto, dan parkeerden we op de oude Joodse begraafplaats, vlak bij restaurant l’Etoile of op het parkeerterrein bij Schouwburg/Kunstzin. Je kon ook parkeren op de markt rond het stadhuis, maar mijn moeder parkeerde haar Mini meestal op het Veemarktterrein. De Veemarkt was iedere vrijdagochtend. Ik herinner me vooral biggetjes en varkens, die daar in vierkante hokken met stro stonden.

Toen ik wat ouder was, was daar op een dag een grote walvis te zien. Die zat in grote oplegger, misschien zelfs twee, dat staat me niet meer helder voor ogen. Ik denk dat ze aan de zijkant van het parkeerterrein stonden, waar nu de Lem Dulstraat is. Tegen betaling kon je de hekken binnen en ernaar kijken. Ik weet alleen dat ik omhoog moest kijken, omdat de vrachtwagen er nog omheen zat. Ik dacht dat het een echte, opgezette walvis was, maar als ik er nu aan terugdenk, was het waarschijnlijk eentje op ware grootte van papier-maché. Hoe dan ook, het immens grote beest met die vreemde baleinen heeft veel indruk op mij gemaakt.

Klimmen op de steltlopers

Op de hoek van de Kleiweg en Blauwstraat stonden drie bronzen beelden van steltlopertjes, daar waren ook een soort heuveltjes. Je kon daar heerlijk rondrennen. Samen met mijn broer bedacht ik allerlei ren- en springspelletjes, maar ik kan me ook herinneren dat je daar je knieën flink kapot kon vallen. Mijn broer klom ook op de steltlopers. Ik wilde dat ook heel graag, maar mij lukte dat niet helaas niet; ik was nog te klein. Misschien dat mijn moeder, terwijl wij daar speelden, gauw even een winkel inschoot, dat kon in deze tijd nog wel.

Een rondje in de draaimolen

In de zomer haalden we een ijsje bij ‘de Italiaan ’op de markt. Ik herinner me nog goed dat we er zelfs een keer gingen zitten, heel bijzonder want mijn moeder deed dit eigenlijk nooit. Misschien mocht ik toen wel een kleine coupe met twee bolletjes. En dan was er de kermis! Ik wilde altijd een keertje in de draaimolen; het liefst in iets wat kon bewegen, de bel van de brandweerauto of een draaiend stuurtje in een personenauto.

'Mijn Gouda'

Dit zijn allemaal plekken van ‘mijn Gouda’, mijn vroege jeugd. Voor mij was de binnenstad een bijzonder uitje en bij de spoortunnel begon het feest. Ik woon nu zelf al 29 jaar met mijn gezin op de Raam. Toen mijn twee zoons klein waren was de binnenstad hun ‘speeltuin’. We haalden ijsjes bij Tutti Frutti in de Wijdstraat en gingen één keer per jaar naar de kermis. De steltlopers zijn verplaatst en staan nu aan het eind van de straat. Mijn jongens zijn er heel wat keren opgeklommen. Waar ik heel blij van wordt, is dat de markt auto vrij is. Wanneer ze dan op zondag op hun fietsjes naar het stadhuis toe reden, keken we altijd wel eventjes hoe Floris de stadsrechten in ontvangst nam; het deuntje kunnen we inmiddels allemaal dromen.