#481

Bommen op Gouda H.D. Questro

SAMH 0440 74176 luchtbombardement 6 26 november 1944
Het gebombardeerde station Gouda. Bron: SAMH

Dit verhaal is geplaatst in de categorie historie & archeologie.

Alle categorieën

In november 1984 was het veertig jaar geleden dat Gouda een bijzonder enerverende oorlogsdag beleefde. Die bewuste dag, de zesde november 1944, zal degenen die haar van nabij hebben meegemaakt in het geheugen gegrift staan. Ik was één van hen.

Nadat in september 1944 Zuid-Nederland was bevrijd, kwam ons land boven de grote rivieren onder steeds grotere druk te staan. Niet alleen door de bezetters, maar ook door de geallieerden, die steeds vaker wegen en spoorwegknooppunten aanvielen met hun vliegtuigen. We gingen elke dag nog wel naar ons werk, maar we leefden in steeds grotere onzekerheid.

Angstig voorgevoel

Die bewuste ochtend van 6 november zat ik juist aan het ontbijt, toen er in de wijk Bloemendaal – die destijds nog vrijwel geheel uit weilanden bestond – enkele bommen vielen. Niemand besteedde er veel aandacht aan. Toch liet een soort paranormale gedachte dat dit als waarschuwing bedoeld kon zijn, mij van dat moment af niet meer los.
Om half negen zat ik achter mijn bureau op de eerste verdieping van het voormalige kantoorgebouw van de Goudse aan het Stationsplein. Ik kon mij met moeite op mijn werkzaamheden concentreren. In plaats daarvan bedacht ik voor de zekerheid een vluchtplan: over het naastgelegen platte dak van de schadeafdeling zou ik naar het terras van de conciërgewoning aan het Crabethpark kunnen komen.

Ondraaglijke spanning

Mijn vermoeden bleek al heel gauw een keiharde waarheid te worden: om kwart over tien vielen de eerste kettingbommen op het stationsemplacement, enkele tientallen meters verderop. In minder dan geen tijd zochten wij, medewerkers van de afdeling boekhouding, dekking onder onze stalen bureaus. Minuten leken uren te duren. Na de eerste ‘raids’ zagen wij al de ravage op het Stationsplein: de wagens van Van Gend & Loos waren van het emplacement afgeslagen en lagen tegen de buitengevel van ons gebouw. Ook de ruiten van ons trappenhuis lagen aan diggelen. We hadden geen keus: dat trappenhuis was onze enige weg naar buiten. Het platte dak in de open lucht wilde niemand riskeren. Toen een van ons de moed had om de deur open te gooien en de trappen af te hollen, volgden we allemaal.
Beneden aangekomen zagen we dat iedereen dekking had gezocht in de grote stenen kluis aan het einde van de gang en in de daarnaast gelegen cartotheken. Met al onze collega’s zaten en lagen we daar opgepropt in; enkele vrouwelijke collega's waren flauwgevallen. In alle gelatenheid en spanning wachtten we daar ons (nood)lot af. Om de twintig minuten kwamen de geallieerde vliegtuigen boven het station hun lading lossen. De spanning werd ondraaglijk! Ons kantoorgebouw was weliswaar nog niet geraakt, maar iedereen was er zich van bewust, dat een minder gerichte bom ons einde zou kunnen betekenen.

Op tijd gevlucht

Ik voelde me ook in die kleine kluis niet veilig en overwoog via de Crabethstraat te vluchten, maar de rondvliegende scherven weerhielden me. Een korte aanvalspauze gaf me de gelegenheid langs een grote omweg naar mijn huis te vluchten, dat hemelsbreed slechts op korte afstand van het station was gelegen. Huilend van de opgekropte zenuwen viel ik mijn echtgenote, die zelf ook in grote spanning had gezeten, in de armen. Hoewel thuis alles nog in ongeschonden staat was, volgde ik opnieuw mijn intuïtie. “We moeten hier onmiddellijk weg", zei ik. "Ook hier zijn we niet veilig!"
Mijn voorgevoel bleek terecht: een kwartier na ons vertrek vielen er op enkele meters afstand een paar bommen. Vrijwel alle huizen in de straat waren in één klap onbewoonbaar. Geen ruit of deur bleef er heel in ons huis, de grond lag bezaaid met glas en hulzen van de 20mm boordwapens, de plafonds hingen naar beneden. Vanuit alle woningen waaiden de gordijnen naar buiten; het was een aanblik om nooit te vergeten. Maar op zulke momenten telt het materiële niet meer, het voornaamste was het zelfbehoud en dat was gered!

Goudse blijft gespaard

De luchtaanvallen bleven voortduren tot de duisternis inviel. Toen de balans werd opgemaakt bleek het station te zijn verwoest. De spoortunnel was door een treffer gedeeltelijk ingestort. Rondom het gebouw van de Goudse waren talrijke diepe bomkraters te zien, maar het gebouw zelf was als een rots in de branding blijven staan.
De meeste van mijn collega’s durfden na die dag niet meer naar kantoor terug te keren. Het leek zeker dat er nieuwe aanvallen zouden volgen. De Goudse verplaatste haar werkzaamheden daarom naar het warenhuis van Raming, aan de Kleiweg. Dat stond leeg omdat er niets meer te koop was. Daar zouden we tot na de oorlog blijven.
Drie weken later, op zondagmiddag 28 november, werd het station opnieuw gebombardeerd en toen ging het helemaal in vlammen op. Ook bij die aanval bleef het gebouw van de Goudse als door een wonder gespaard.

Dit verhaal uit 1984 is gebaseerd op de korte verhalen die de heer H.D. Questro schreef onder de titel “Uit het dagboek van een 65-plusser”. Deze verhalen verschenen tussen 1979-1992 in het personeelsblad ‘Vogelvlucht’ van de Goudse verzekeringen, waar de heer Questro van 1932-1977 werkte. Zie ook: Oliebollen voor het goede doel en Kermis in de stad.